Andrew March – BLEND Projects

In de jaren 1980 studeerde ik als jonge kunststudent in Londen. Hier kwam ik voor het eerst in aanraking met hedendaagse beeldhouwkunst. Het was een tijd waarin Britse beeldhouwers het object opnieuw bevestigden als een levensvatbaar middel voor artistieke expressie. Tony Cragg, Richard Wentworth en Bill Woodrow waren allemaal koplopers in de zogenaamde ‘nieuwe Britse beeldhouwbeweging’. Het was een reactie op wat beeldhouwkunst was geworden, vooral de minimale en conceptuele benadering die in de jaren 1970 werd ingevoerd. Het bood ook een alternatief voor de zwaarwichtige post-constructivistische ‘assemblage’ benadering, verdedigd door beeldhouwers als Antony Caro en Philip King. Hun sculpturaal onderzoek richtte zich voornamelijk op de formele relatie tussen het object en de ruimte die het innam. In vergelijking daarmee was de nieuwe Britse beeldhouwkunst speels, of soms zelfs grillig, en bood een fris, nieuw perspectief.

In deze nieuwe beeldhouwtaal was er een esthetische en ideologische fascinatie voor het gevonden object. Het werd behandeld als ruw materiaal dat gemanipuleerd, gewijzigd en veranderd kon worden om te voldoen aan de behoeften van de sculptuur en om alledaagse percepties uit te dagen. De ironische dualiteit in Bill Woodrows “twin tub met gitaar” vat de tijdgeest perfect samen. Het donorobject, een oude wasmachine met dubbele kuip, die binnen de Britse psyche al wordt gezien als verouderd en enigszins komisch, wordt in stukken gesneden en vakkundig gevouwen tot een elektrische gitaar. Het contrast tussen de wasmachine en de iconische gitaar kon niet groter zijn. Er zit een melancholische paradox in de sculptuur. De twee ongerijmde objecten zijn verenigd en onafscheidelijk geworden, voorbestemd om de rest van hun leven naast elkaar te bestaan.

De ontdekking van Constantin Brancusi’s ‘Beker’ sculptuur uit 1917 was een ander cruciaal moment in mijn ontwikkeling. Hoewel het een bescheiden object is, is het toch diepgaand en veelbetekenend. Ik geloof dat hij er 4 heeft gemaakt, geen enkele uitgehold, met de bewering dat de functie nu contemplatie was en niet utilitair. Deze verbluffend eenvoudige aanpassing aan de werkelijkheid opent de deur naar abstractie en daagt de perceptie van onze alledaagse ervaring uit. Door zijn vorm herkennen we het kopje nog steeds als een kopje, maar nu is het vrij om ervaren te worden als een poëtische vorm. De beker is bevrijd van zijn vroegere identiteit. Het is bevrijd. Deze magische transformatie werd mogelijk gemaakt door Brancusi’s ongelooflijke gevoeligheid voor volume en de vaste vorm. Evenals zijn gevoel voor sculpturale technieken zoals gieten, snijden en modelleren. Altijd op zoek naar de perfecte vorm en het perfecte gepolijste oppervlak.

Hoewel mijn sculpturen allemaal zijn gemaakt en niet gevonden, behoren ze wel tot de traditie van gevonden voorwerpen. Het zijn vaak nauwe kopieën van het originele object, maar door het gebruik van encoignures materialen vindt er een transformatie plaats. Deze handeling van het maken is een tactiele sculpturale behandeling van het object. Doordat de bedoelde functie grotendeels wordt genegeerd, is het object vrij om te worden behandeld als een abstract sculpturaal element. Het is vooral een workshopactiviteit waarbij traditionele processen en ‘handgemaakte’ technieken worden gebruikt. Het gaat over reductie, verfijning en perfectie, op zoek naar de ideale vorm en de essentie van het object. Het is het Platonische idee van archetypische vormen en prototypes, waarbij het object wordt gereduceerd tot een gemeenschappelijke basiservaring, de blauwdruk. 

Een voorbeeld hiervan is “Brooks”, een vroege sculptuur die het eenvoudige idee van een fietszadel nabootst. Het is gesneden uit een massief blok hout met een glad gelakt oppervlak. Het is aan de muur bevestigd op een hoogte en in een hoek die je zou verwachten als het nog op de fiets zat. Door de behandeling en de sculpturale transformatie is het niet langer een enkel fietszadel, nu vertegenwoordigt het alle fietszadels.

In de meer recente werken zijn deze principes verder doorgevoerd en zijn ze niet langer beperkt tot alledaagse voorwerpen. Een boom, een zeilschip, een olifant, allemaal bekende, archetypische vormen die onmiddellijke herkenning oproepen. In de sculptuur ‘The elephant I have always known’ isoleert het perfect gladde oppervlak en de onverwachte groene kleur het object. De olifant staat alleen in zijn eigen wereld op een plateau van dezelfde kleur. De sculptuur heeft hetzelfde proces van verfijning en reductie ondergaan. Hierdoor is het gematerialiseerd en tegelijkertijd sterk geconceptualiseerd. Dit betekent dat het geen specifieke geschiedenis of ideologie heeft, maar een universeel verhaal vertelt dat resoneert met onze eigen ervaringen en verwachtingen. Het is de olifant die ik altijd heb gekend.

Andrew March, Nuclear family (When form let’s go of function), 2025, eik, staal, 200 cm